Trauma is geen herinnering: inzichten van Dr. Bessel van der Kolk
Over heling, lichaam en verbinding
Inleiding
In een indringend interview deelt Dr. Bessel van der Kolk, een van de meest invloedrijke psychiaters van deze tijd, zijn inzichten over trauma en de langdurige effecten ervan op lichaam, brein en geest. Zijn werk, onder andere verwoord in de bestseller The Body Keeps the Score (in het Nederlands verschenen als Traumasporen), heeft wereldwijd de manier veranderd waarop we psychische klachten begrijpen en naar trauma kijken. In plaats van trauma te zien als een mentaal probleem, benadrukt hij dat het vooral een lichamelijke en relationele wond is – een verstoring in hoe we onszelf en anderen ervaren.
Het interview – met de populistische titel “The Body Trauma Expert: This Eye Movement Trick Can Fix Your Trauma! The Body Keeps The Score!” – duurt twee uur. Het was de moeite waard om te kijken, en ik heb er dit samenvattend artikel over geschreven – nou ja, het is toch nog wel behoorlijk lang geworden – en onderaan een link naar het interview toegevoegd.
Trauma is geen herinnering, maar een herleving
Een van de meest opvallende stellingen van Van der Kolk is dat trauma zich niet enkel afspeelt in het hoofd, maar zich letterlijk vastzet in het lichaam. Het gaat niet om een nare herinnering, maar om een ervaring die telkens opnieuw wordt doorleefd alsof die in het hier-en-nu gebeurt. Dat is ook zichtbaar in hersenscans: bij mensen die een traumatische ervaring herbeleven, blijkt het rationele deel van de hersenen uit te schakelen, terwijl de emotionele netwerken overactief worden. De tijdsbeleving vervaagt. Wat feitelijk in het verleden ligt, voelt aan als iets wat nu plaatsvindt.
Dit verklaart ook waarom praten over trauma lang niet altijd helpt. “Trauma is een woordloze angst”, zegt Van der Kolk. “Je kunt mensen niet met redenatie uit hun pijn praten, omdat hun brein in dat moment niet rationeel functioneert.” En dat maakt traditionele behandelvormen zoals cognitieve gedragstherapie vaak ontoereikend. Ze richten zich op het ‘corrigeren’ van denkpatronen, terwijl trauma juist de neurologische structuren die diep onder het denken liggen, ontregelt.
De impact van vroege jeugd
In zijn praktijk ziet Van der Kolk keer op keer hoe verwoestend jeugdtrauma kan zijn – en hoe vaak het voorkomt. Ongeveer 90% van zijn patiënten worstelt met de gevolgen van een moeilijke jeugd. Maar trauma hoeft niet altijd zichtbaar of gewelddadig te zijn geweest. De echte littekens komen vaak voort uit verwaarlozing, kleinering of het gevoel niet gewenst te zijn. Kinderen die voortdurend het idee krijgen dat ze niet meetellen, ontwikkelen een fundamenteel gevoel van onveiligheid. “Je wordt hoe je gezien wordt”, stelt hij. “Als niemand je ziet, besta je eigenlijk niet.”
Het zijn juist deze zogenaamde ‘kleine-t trauma’s’ – negatieve opmerkingen, subtiele afwijzingen, emotionele afwezigheid – die zich diep in de identiteit nestelen. Kinderen trekken vaak de conclusie dat er iets mis is met henzelf, omdat hun omgeving hen dat impliciet of expliciet heeft geleerd. Dat beeld nemen ze mee de volwassenheid in. Dus zo klein zijn die ‘kleine-t trauma’s’ niet …
Het lichaam als toegangspoort tot heling
Omdat trauma het lichaam zo fundamenteel raakt, pleit Van der Kolk al decennialang voor lichaamsgerichte therapieën. Qigong, dans, massage, theater – het zijn volgens hem geen alternatieve fratsen, maar juist directe ingangen om het lichaam opnieuw te leren voelen als een veilige plek. Veel mensen met trauma hebben hun lichaam (onbewust) verlaten, omdat voelen te pijnlijk was. Herstel begint met opnieuw aanwezig durven zijn in je eigen lijf.
EMDR
Ook EMDR (Eye Movement Desensitization and Reprocessing) blijkt bijzonder effectief. Door het herbeleven van een trauma te combineren met heen en weer gaande oogbewegingen, wordt het brein in staat gesteld om de ervaring als ‘verleden’ te herkennen, in plaats van ‘heden’. Van der Kolk noemt EMDR zijn “gateway drug” in de wereld van effectieve behandelingen – een eerste stap die hem leerde dat je trauma wél kunt transformeren, als je maar op de juiste laag werkt. In het interview geeft hij een korte demo met de gastheer.
Wat gebeurt er in het brein tijdens EMDR?
Tijdens een EMDR-sessie haalt iemand een traumatische herinnering bewust naar boven, inclusief de beelden, gevoelens, geluiden en lichamelijke sensaties die daarbij horen. Tegelijkertijd volgen de ogen een ritmisch bewegend object – vaak de vingers van de therapeut of een lamp – van links naar rechts. Deze bilaterale stimulatie (= tweezijdig) activeert hersenbanen die normaal niet tegelijk actief zijn.
Van der Kolk legt uit dat deze oogbewegingen waarschijnlijk bepaalde netwerken tussen de temporopariëtale junctie (het gebied waar je je ‘zelf’ lokaliseert in tijd en ruimte) en de insula (het centrum van lichamelijke gewaarwording) activeren. Hierdoor wordt het brein in staat gesteld om de herinnering niet langer als een ‘heden’ te ervaren, maar te classificeren als iets wat in het verleden is gebeurd.
In zijn eigen woorden:
“Your brain is able to say: oh, this is what happened to me,
but that happened in the past.”
Dat is essentieel: trauma is niet een herinnering, maar een her(be)leving. Het brein maakt op het moment van traumatische activatie geen onderscheid tussen toen en nu. EMDR lijkt dit onderscheid te helpen herstellen door het brein letterlijk in beweging te brengen – over de middenlijn heen, van linker- naar rechterhersenhelft.
Van der Kolks eigen onderzoek bevestigde de effectiviteit: bij 78% van de onderzochte volwassenen met enkelvoudig trauma (zoals een aanranding of auto-ongeluk) leidde EMDR tot volledige symptoomverlichting. Complexe jeugdtrauma’s zijn hardnekkiger, maar ook daar kan EMDR een krachtig instrument zijn, mits ingebed in een bredere, veilige behandelrelatie.
Het lichaam weet de weg naar herstel
Dat lichaam en beweging centraal staan in traumaheling, werd voor Van der Kolk nog duidelijker tijdens een bezoek aan China in de jaren 90. In die periode kwam het land net uit de culturele revolutie, een tijd van onderdrukking, geweld en collectief zwijgen. In gesprekken met inwoners viel hem op hoe weinig mensen openlijk spraken over wat er gebeurd was – over het Tiananmen-protest bijvoorbeeld, werd eenvoudigweg gezegd: “Dat is nooit gebeurd.”
En toch zag hij iets anders in de openbare parken: honderden mensen die ’s ochtends samen Tai Chi en qigong beoefenden. Langzame, vloeiende bewegingen. Lichaam en ademhaling in een ritme. Geen woorden. Geen verklaringen. Maar wél iets wat diep inwerkt op het zenuwstelsel.
Voor Van der Kolk was dit een openbaring. “Dit is hoe ze het overleven”, dacht hij. Waar in het Westen alles draait om praten, analyseren en pillen slikken, ontdekte hij daar een andere ingang tot herstel: regulatie via ritme, beweging en synchronisatie. Niet met het hoofd, maar met het lichaam. Niet alleen, maar samen.
Het zette hem aan het denken over hoe verschillende culturen omgaan met pijn en ontregeling. In het Westen zetten we in op ‘begrijpen’, op praten over trauma. Maar wat als je daar geen woorden voor hebt? Wat als de taal verdwijnt, zoals bij zoveel mensen met diepe trauma’s? Dan kan het lichaam – juist in beweging, in herhaling, in ritme – een nieuwe weg openen.
Sindsdien pleit hij steeds nadrukkelijker voor herstel via fysieke processen. Niet als vervanging van-, maar in samenwerking met de meer reguliere technieken. Of het nu yoga is, qigong, dans, ademwerk, of martial arts: de toegang tot jezelf loopt via je lijf. En vaak ook via de ander.
Hoe trauma de waarneming zelf verandert
Tijdens zijn werk met getraumatiseerde oorlogsveteranen begon Van der Kolk zich te verdiepen in hoe trauma niet alleen gevoelens en gedrag beïnvloedt, maar ook letterlijk de manier waarop mensen de werkelijkheid waarnemen. Een van de meest veelzeggende ontdekkingen kwam voort uit het gebruik van de klassieke Rorschach-test – de bekende inktvlekken die mensen uitnodigen om te vertellen wat ze zien.
Wat Van der Kolk en zijn team ontdekten, was dat getraumatiseerde mensen consequent andere beelden zagen dan niet-getraumatiseerde personen. Waar sommigen abstracte vormen of dieren herkenden, zagen oorlogsveteranen bloed, verminkte lichamen of geweld. Vrouwen met een verleden van seksueel misbruik zagen gescheurde lichamen of bedreigende figuren. Wat op papier identiek was, werd intern totaal verschillend geïnterpreteerd.
Deze waarnemingen bevestigden iets wat Van der Kolk al langer vermoedde: we leven niet allemaal in dezelfde werkelijkheid. Trauma programmeert als het ware een ander ‘filter’ in de hersenen – een lens waardoor de wereld voortdurend wordt gescand op gevaar, verlies of verraad. Zelfs als er ogenschijnlijk niets aan de hand is, blijft het lichaam in verhoogde staat van paraatheid. “We leven allemaal in een andere wereld”, zegt hij, “gevormd door wat we eerder hebben meegemaakt, vaak zonder dat we het beseffen.”
Dat inzicht heeft verstrekkende gevolgen voor therapie. Het betekent dat heling niet begint bij overtuiging, maar bij het herstructureren van de zintuiglijke en emotionele fundamenten van iemands werkelijkheid. Pas als het lichaam leert dat het veilig is, kan het brein beginnen met herschrijven.
Wat trauma doet met het brein
Van der Kolks werk onderscheidt zich onder meer door zijn focus op de neurobiologische sporen van trauma. Met behulp van hersenscans laat hij zien dat traumatische herinneringen niet slechts verhalen zijn die we ons ‘herinneren’, maar diep ingesleten, fysieke reacties in specifieke hersengebieden. Wanneer iemand een traumatische ervaring herbeleeft, blijkt het brein op een kenmerkende manier te reageren.
Het start bij de meest primitieve kern: het periaqueductale grijs, diep in de hersenstam – wat Van der Kolk het “kakkerlakcentrum” van ons brein noemt. Dit is een gebied dat, zodra gevaar wordt waargenomen, direct het lichaam activeert in een reflexmatige vecht-, vlucht- of bevriestoestand. Bij mensen met trauma blijft dit alarm voortdurend lichtjes afgaan, ook zonder directe aanleiding. Het gevolg is een constante staat van gespannen waakzaamheid: alsof er altijd iets dreigt1.
Daarboven bevindt zich de amygdala, het ‘rookalarm’ van het brein. Bij traumatische triggers – een geur, een geluid, een blik – reageert dit deel razendsnel. Het herkent patronen van dreiging op basis van eerdere ervaringen, vaak zonder dat de rest van het brein tijd heeft om logisch na te denken. Bij getraumatiseerde mensen is de amygdala vaak overactief, waardoor zelfs onschuldige situaties als bedreigend worden ervaren.
Tegelijkertijd wordt de prefrontale cortex, het rationele brein, juist gedeactiveerd. Deze zone – en met name de dorsolaterale prefrontale cortex – is verantwoordelijk voor overzicht, tijdsbesef, zelfreflectie en het vermogen om te relativeren. Als dit gebied ‘uitgaat’, verdwijnt het besef dat iets tot het verleden behoort. Wat overblijft, is de onmiddellijke, overweldigende ervaring alsof het trauma nu opnieuw gebeurt.
Een andere cruciale speler is de insula, het hersengebied dat lichaam en gevoel met elkaar verbindt. Het is via de insula dat we voelen wat we voelen: hartslag, spanning, ademhaling, kippenvel. Bij mensen met een trauma is deze verbinding vaak verstoord. Sommigen voelen hun lichaam amper nog – alsof het is ‘uitgezet’ – terwijl anderen juist overgevoelig zijn voor elke interne sensatie. In beide gevallen is de relatie met het eigen lijf fundamenteel ontregeld.
Wat dit alles duidelijk maakt, is dat trauma geen psychologische zwakte is, maar een staat van zijn, vooral van je brein. Je bent niet ‘emotioneel instabiel’ of ‘overgevoelig’ – je brein heeft zich aangepast aan onveiligheid. En dat maakt de richting van herstel ook duidelijk: als het brein zich heeft aangepast, kan het zich ook opnieuw leren afstemmen – mits je de juiste ingangen vindt en het lijf erbij betrekt.
Psychedelica: een nieuwe revolutie
In recente jaren richt hij zich ook op psychedelische therapie, zoals behandelingen met MDMA, ketamine en psilocybine. De resultaten uit klinische studies zijn verbluffend: mensen met chronische PTSS, die eerder jarenlang geen baat hadden bij reguliere therapieën, ervaren diepe doorbraken. Niet alleen verdwijnen symptomen, maar mensen hervinden compassie voor zichzelf, voelen zich opnieuw verbonden met hun lichaam en omgeving, en kunnen het verleden eindelijk als zodanig erkennen.
Van der Kolk onderging zelf ook een sessie met MDMA als onderdeel van zijn onderzoek. Tot zijn eigen verrassing kwam niet plezier of euforie naar boven, maar diepe rouw – een confrontatie met de duizenden trauma’s die hij als behandelaar door de jaren heen had aangehoord. “Ik werd een triester-, maar ook wijzer mens”, zegt hij. Het onderstreept voor hem hoe essentieel de juiste setting is: veiligheid, begeleiding en menselijke aanwezigheid maken het verschil tussen heling en hertraumatisering.
Heling vraagt om gemeenschap
Wat minstens zo belangrijk is als therapie, is verbinding met anderen. Volgens Van der Kolk is isolatie een van de meest destructieve factoren in traumagerelateerde klachten. Mensen helen in relatie – via gedeelde ervaringen, ritme, synchroniciteit. Sport, theater, muziek, dans: het zijn volgens hem eeuwenoude vormen van collectieve regulatie die in onze moderne, digitale samenleving dreigen te verdwijnen. Terwijl juist daar het herstel begint.
Hij beschrijft hoe jongeren in criminele bendes vaak juist zoeken naar dat groepsgevoel – de “band of brothers” die ze thuis nooit hadden. Of hoe militairen door gezamenlijk te marcheren, zingen en trainen, zichzelf herstructureren tot een functionerende eenheid. Het is niet het praten dat hen heelt, maar samen bewegen, samen bestaan.
Hechting: je wordt wie je gezien wordt
Volgens Van der Kolk begint psychisch welzijn niet met verstand of gedrag, maar met relatie – en wel vanaf het allereerste begin van het leven. Hij benadrukt dat veilige hechting aan een zorgzame ouder of verzorger letterlijk de blauwdruk vormt van hoe een kind zichzelf, anderen en de wereld ervaart.
“Je wordt hoe mensen jou zien”, zegt hij. Dat klinkt eenvoudig, maar de implicatie is diepgaand. Wanneer een kind consequent wordt gezien als waardevol, geliefd, welkom – dan groeit het op met het besef dat het de moeite waard is. Maar als het te maken krijgt met onvoorspelbaarheid, afstandelijkheid of afwijzing, dan wordt die ervaring een fundamenteel onderdeel van de persoonlijkheid. “Als niemand je echt ziet, besta je eigenlijk niet.”
Hij noemt als voorbeeld dat kinderen zich niet bewust afvragen of ze veilig zijn – ze worden veiligheid, of ze worden angst. Als een moeder zegt: “Jij bent te moeilijk, daarom is je vader gaan drinken”, dan is dat niet slechts een kwetsende opmerking, maar een boodschap die zich vastzet in het lichaam en zelfbeeld. Ook subtielere vormen van miskenning, zoals een ouder die voortdurend zegt dat het kind zich “aanstelt” of zich “niet zo moet voelen”, kunnen ingrijpende gevolgen hebben. Dan leert een kind niet zichzelf begrijpen, maar zichzelf wantrouwen.
Veilige hechting betekent niet dat ouders perfect zijn. Het betekent vooral dat er consistentie is, beschikbaarheid, affectie, en herstel wanneer er iets misgaat. Dat een kind weet: “Als ik bang ben, komt er iemand. Als ik val, word ik opgeraapt. Als ik in de war ben, word ik niet beschaamd, maar begrepen.” Dát is de voedingsbodem voor veerkracht.
Van der Kolk trekt hier ook een belangrijke maatschappelijke conclusie uit. In een cultuur waarin ouders vaak alleen staan, waarin kinderopvang en scholen onder druk staan en waar verbinding plaatsmaakt voor schermtijd, verliezen kinderen soms de spiegeling die hen helpt zichzelf op te bouwen. Hechting is geen luxe, stelt hij, maar een neurobiologische noodzaak.
En net als bij trauma, geldt ook hier: het is nooit te laat om de verbinding te herstellen. Mensen kunnen alsnog leren om zichzelf – en anderen – als veilig te ervaren. Maar het vraagt aandacht, een lichaam en een relatie.
Van ballast naar bagage
Van der Kolk wijst ook op een belangrijke paradox: hoewel vroege kwetsingen diepe littekens kunnen achterlaten, kunnen ze ook een bron van kracht worden. Wie op jonge leeftijd heeft moeten overleven, leert soms op eigen wijze obstakels te overwinnen. “Het zijn vaak de mensen die iets hebben moeten doorstaan”, zegt hij, “die later met oplossingen komen die anderen niet eens zouden overwegen.” Vroege worsteling kan creativiteit en probleemoplossend vermogen aanwakkeren – niet ondanks, maar juist vanwege de noodzaak tot aanpassing.
Toch is dat niet voor iedereen weggelegd. Veel hangt af van de omgeving, de mogelijkheden tot herstel, en het toevallig aanwezige netwerk van steun. Voor elk succesverhaal van een ‘veerkrachtige overlever’ zijn er ook talloze anderen die in stilte zijn vastgelopen. Van der Kolk benadrukt dan ook dat we voorzichtig moeten zijn met het al te positief labelen van trauma: het kan mensen vormen, maar ook breken – en meestal doet het beide tegelijk.
Hoe voorkom je dat je je eigen kinderen traumatiseert?
Op de vraag hoe je als ouder je kinderen beschermt tegen trauma, is Van der Kolk duidelijk: zorg dat je het niet alleen doet. Kinderen raken namelijk niet alleen gewond door mishandeling of misbruik, maar ook door emotionele isolatie, onvoorspelbaarheid en het gebrek aan veilige co-regulatie. En ouders – hoe goedwillend ook – dragen onvermijdelijk hun eigen pijn en patronen met zich mee. Alleenstaande ouders lopen dus het risico hun kind op te zadelen met hún onbewuste littekens, simpelweg omdat er geen ander perspectief in huis is.
Zijn advies is daarom radicaal eenvoudig: zorg voor een netwerk. Zorg dat je kind meerdere volwassenen om zich heen heeft die beschikbaar, kalm en betrokken zijn – zodat het leert dat veiligheid niet toevallig is, maar reproduceerbaar. Dat papa soms streng is, maar oma zacht. Dat de buurvrouw geduldig is als mama gestrest is.
Zo leert een kind: mijn wereld is groter dan één humeur. En ik ben veilig, zelfs als iemand anders dat even niet is.
Uiteindelijk, zegt Van der Kolk, voed je een niet-getraumatiseerd kind niet op door alles perfect te doen, maar door aanwezig te zijn, voorspelbaar, afgestemd. En door het kind te laten voelen: als jij overweldigd raakt, komt er iemand die blijft.
Van der Kolk deelt hier een bijzonder persoonlijk moment dat hem tot op de dag van vandaag emotioneert. Tijdens een bezoek van zijn ouders, liet zijn driejarige dochtertje zich op een bij een peuter passende wijze gelden in huis. Zijn moeder reageerde geïrriteerd en zei dat hij zijn dochter moest straffen. Hij voelde direct die reflex opkomen – de impuls om in te grijpen, om haar te corrigeren, om het patroon van zijn jeugd te herhalen. Hij stond zelfs al op om naar zijn dochter toe te lopen, tot hem ineens de realisatie overviel: “Ik sta op het punt te worden zoals mijn ouders waren.”
Op dat moment koos hij bewust anders. Hij keerde zich naar zijn moeder en zei: “Nee, ze mag gewoon naar de badkamer.” Het was voor hem een bevrijdend moment – niet alleen een keuze vóór zijn dochter, maar ook een losmaking van de onbewuste loyaliteit aan zijn ouders. Het was, zoals hij zelf zegt, de eerste keer dat hij zich echt eigenaar voelde van zijn ouderschap en van zichzelf.
Toch noemt hij dit ook een pijnlijk moment. Want het doorbreken van patronen betekent vaak ook het verlaten van je ‘tribe’ – de groep waar je bij hoorde, zelfs als die jou beschadigde. “We willen ergens bij horen”, zegt hij, “dat is diep menselijk. Maar als je écht verandert, laat je iets achter. En dat kan eenzaam zijn.” Het is een thema dat hij vaak terugziet bij patiënten: het verlangen naar herstel botst vaak met de impliciete angst om verstoten te worden. “Je verlaat je stam”, zegt hij. “En dan moet je leren om een nieuwe te vinden.”
In therapie – of in het ouderschap – gaat het dus niet alleen om helen, maar ook om kiezen: wie wil ik zijn, als ik niet langer word gedreven door angst, schuld of oude reflexen?
Tegelijk overprikkeld en afgestompt
Een van de meest verwarrende en uitputtende gevolgen van trauma is wat Van der Kolk beschrijft als “being agitated and numbed out at the same time”. Je voelt je opgejaagd, prikkelbaar, alert – alsof er voortdurend iets mis is – en tegelijk ben je innerlijk afgestompt, leeg of afgesloten. Je lijf staat strak van de spanning, maar je voelt niets dat richting geeft. Van der Kolk noemt dat een kenmerkende toestand bij mensen met een getraumatiseerd zenuwstelsel: het lichaam verkeert in een staat van dreiging, terwijl het gevoelssysteem zich deels heeft afgesloten om niet overspoeld te raken. Je kunt nauwelijks iets verdragen, en tegelijk voel je je dof en ver weg van jezelf.
Dat paradoxale spanningsveld – hypergevoeligheid en gevoelloosheid in één – maakt het leven onvoorspelbaar en moeilijk te sturen. Je weet niet of je gaat ontploffen of ineenstorten. Het maakt het ook zo lastig voor de buitenwereld om te begrijpen wat er speelt: je lijkt ‘vlak’ of ‘ongeïnteresseerd’, terwijl je vanbinnen juist overspoeld wordt. Van der Kolk benadrukt dat deze toestand geen karakterfout is, maar een neurologische verdedigingsstrategie van het lichaam. En dat je daar – langzaam, via veiligheid, ritme, en lichaamswerk – weer uit kunt komen.
Spiegelneuronen en co-regulatie: hoe we elkaars zenuwstelsel beïnvloeden
Tijdens het gesprek wijst Van der Kolk op het bestaan van spiegelneuronen – hersencellen die actief worden wanneer we iemand anders iets zien doen, voelen of ondergaan. Deze neuronen zorgen ervoor dat we als het ware meebewegen met de ander, ook als we zelf niets doen. Ze vormen de neurologische basis voor empathie, afstemming en intuïtief begrijpen. “We pikken elkaars energie op”, zegt Van der Kolk, “vaak zonder het zelf te merken.”
Dit sluit naadloos aan bij de polyvagaaltheorie van hoogleraar psychiatrie en neurowetenschapper Stephen Porges, waarin het concept van co-regulatie centraal staat. Volgens deze theorie is ons autonoom zenuwstelsel niet alleen afgestemd op interne signalen (zoals ademhaling of hartslag), maar ook voortdurend bezig met het scannen van sociale signalen in de omgeving: stemintonatie, gezichtsuitdrukking, ritme, nabijheid. Als we ons veilig voelen bij iemand anders – omdat diens stem kalm is, zijn gezicht zacht, zijn ademhaling rustig – dan kalmeert ons eigen zenuwstelsel mee.
Met andere woorden: we reguleren elkaar. Niet via woorden, maar via oogcontact, lichaamstaal, stem en ritme. Van der Kolk en Porges beschrijven op hun eigen manier hetzelfde: dat trauma geen puur individueel probleem is, en dat herstel zelden in isolatie plaatsvindt. Je kunt jezelf niet “praten uit een hyperarousal”, maar iemand anders kan wel – door aanwezig, afgestemd en veilig te zijn – jouw systeem helpen tot rust te komen.
Dit is waarom Van der Kolk pleit voor therapievormen waarin niet alleen gesproken wordt, maar ook ritme, nabijheid en lijfelijke afstemming een plek krijgen: van psychodrama tot dans, van qigong of yoga tot gezamenlijke ademhaling. Het lichaam leert zich pas veilig voelen in de nabijheid van een ander lichaam dat veiligheid uitstraalt.
Wat schermen ons afnemen
Juist in het licht van deze diep relationele processen is Van der Kolk bezorgd over de opmars van de beeldschermcultuur. In plaats van lijfelijke nabijheid, gedeelde ritmes en zintuiglijke afstemming, brengen we steeds meer tijd door in virtuele werelden. Schermen bieden informatie, maar geen regulatie. Ze geven prikkels, maar geen veiligheid. “Je krijgt een kleine dopaminepiek”, zegt hij, “maar je leert niet hoe je je werkelijk verbindt – met jezelf, of met anderen.”
Het gevolg is een samenleving waarin mensen steeds vaker alleen, versnipperd en los van hun lichaam leven. Zelfs jonge kinderen groeien op met minder fysieke aanraking, minder live gezichtsuitdrukkingen, minder gedeelde rituelen. Daarmee verliezen ze iets fundamenteels: het vermogen om hun binnenwereld af te stemmen op een ander. En dat, waarschuwt Van der Kolk, maakt ons kwetsbaarder dan ooit voor ontregeling, stress en eenzaamheid2.
De liefde als neurologische ervaring
Voor Van der Kolk is liefde geen poëtisch bijverschijnsel van het leven, maar is ook duidelijk dat het een neurologisch fundament heeft. “Liefde”, zegt hij, “zit niet alleen in woorden, maar in blikken, aanrakingen, ritmes – in de subtiele coördinatie van twee zenuwstelsels die elkaar leren vertrouwen. Iemand zegt: ik ben er voor je. En je lichaam gelooft het.”
In zijn werk met oorlogsveteranen zag hij hoe diepe, levensreddende verbondenheid kan ontstaan onder de meest gruwelijke omstandigheden. “Combat taught me more about male love than anything else”, zegt hij. Echte liefde ontstaat waar mensen elkaar beschermen, spiegelen, dragen – vooral als het moeilijk is. Niet de afwezigheid van gevaar maakt liefde mogelijk, maar de ervaring dat iemand bij je blijft wanneer je bang bent.
Daarom is heling nooit puur een individuele reis. We worden gewond in relatie tot anderen – en we herstellen ook in relatie. Wie liefdevol wordt gezien, geraakt, gedragen, kan stukje bij beetje leren dat de wereld misschien toch niet alleen onveilig is. En dat het lichaam – waarin de pijn zich zo hardnekkig had vastgezet – ook een plek van thuiskomen kan worden.
De cultuur van eenzaamheid
Onder alles wat Van der Kolk zegt – over hersenen, hechting, ritme, liefde en herstel – ligt één sluimerende waarschuwing: we leven in een wereld die ons langzaam van elkaar losweekt. Een wereld waarin schermen gezichten vervangen, stemmen gefilterd worden via oortjes, en lichamelijke nabijheid steeds vaker als ongemakkelijk wordt ervaren. “De gemiddelde Amerikaan”, citeert hij, “heeft nu nul mensen bij wie hij terechtkan in een crisissituatie. Twintig jaar geleden waren dat er nog drie.”
Het is alsof de maatschappij steeds verder wordt ingericht op autonomie, op zelfredzaamheid, op productie – maar niet op verbinding. En dus worden we steeds efficiënter, maar ook steeds eenzamer. We zoeken veiligheid in informatie, afleiding in pixels, erkenning in algoritmes – maar onze lichamen blijven verlangen naar iets anders: ritme, aanraking, nabijheid, samenzijn.
Drie stappen naar heling volgens Bessel van der Kolk
In plaats van te starten met een diagnose of probleemomschrijving, begint Van der Kolk zijn behandelingen met een eenvoudige, maar diep persoonlijke vraag:
“Vertel me wie je bent.”
Deze vraag vormt het begin van een driedelige benadering die hij in het interview schetst3:
Zelfonderzoek: wie ben je, wat werkt, wat blokkeert?
Therapie begint met nieuwsgierigheid, niet met etiketten. Van der Kolk wil weten wie iemand is, wat hem of haar energie geeft, wat vastloopt, wat ooit geholpen heeft en wat juist niet. Niet: “hoe ziek ben je?”, maar: “hoe ziet jouw binnenwereld eruit?”
Deze eerste fase draait om betekenisgeving, zelfkennis en het opbouwen van een respectvolle therapeutische relatie.Lichamelijke regulatie: eerst het zenuwstelsel kalmeren
Pas als het lichaam zich veilig voelt, is er ruimte voor verwerking. Veel mensen met trauma zijn voortdurend overspoeld of verdoofd, of beide tegelijk. Van der Kolk gebruikt technieken zoals yoga, neurofeedback, ademwerk, massage of EMDR om het zenuwstelsel te helpen stabiliseren.
“Als je overweldigd bent, begin dan niet met praten”, zegt hij, “maar met bewegen, voelen, reguleren.”Verwerking van de kernervaring: voorzichtig het trauma aanraken
Pas als er voldoende veiligheid is, wordt de kernervaring zelf aangeraakt. Dit kan via EMDR, psychedelische therapie, psychodrama of andere ervaringsgerichte methoden. De herinnering wordt opnieuw beleefd, maar deze keer vanuit het hier-en-nu, in een gecontroleerde, begeleide context waarin het brein het verschil tussen toen en nu leert voelen.
Daarbij staat niet het graven in het verleden centraal, maar het herprogrammeren van de zintuigen en het zenuwstelsel:
“Dat was toen. En nu is het veilig.”
Trauma is nooit één verhaal
Gabor Maté, een andere bekende stem in het traumaveld, stelt dat ADHD, verslaving en vele vormen van psychisch lijden heel vaak terug te voeren zijn op vroegkinderlijk trauma of stress. Van der Kolk herkent zich deels in die visie, maar benadrukt ook dat de werkelijkheid complexer is. Niet alles is trauma – en niet iedereen ontwikkelt klachten vanuit dezelfde oorsprong.
“Bijna alle getraumatiseerde kinderen voldoen aan de criteria voor ADHD”, zegt hij, “maar dat betekent niet dat iedereen met ADHD per definitie een trauma heeft.” Hij wijst op meervoudige oorzaken: genetica, neurodiversiteit, omgevingsfactoren, toxines tijdens de zwangerschap, ze kunnen allemaal bijdragen. Psychische symptomen zijn volgens hem vaak het topje van de ijsberg; wat eronder ligt, verschilt per persoon.
De nuance die hij aanbrengt, is wezenlijk: het gaat er niet om trauma als de verklaring op te dringen, maar om bij ieder mens nieuwsgierig te blijven naar het verhaal onder de symptomen, of dat nu trauma, temperament, of toeval is. Heling begint niet bij een etiket, maar bij luisteren.
Een systeem dat tekortschiet
Van der Kolk windt er geen doekjes om: het huidige psychiatrisch diagnosestelsel – zoals vastgelegd in de DSM (Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders) – schiet ernstig tekort. “It totally sucks”, zegt hij onomwonden. Niet omdat psychische klachten niet reëel zijn, maar omdat het systeem symptomen categoriseert zonder te kijken naar de context waaruit ze voortkomen. Of iemand nu angstig, teruggetrokken, agressief of verslaafd is, de DSM vraagt niet: wat heb je meegemaakt?
Volgens Van der Kolk leidt dit tot behandelingen die zich richten op het beheersen van gedrag, in plaats van het begrijpen van oorzaken. En dat past bij een maatschappij die meer geïnteresseerd is in productiviteit dan in genezing. In plaats van mensen te helpen herstellen, wordt hun lijden medisch vertaald in ‘stoornissen’ – vaak met een bijpassend voorschrift, maar zonder werkelijk contact.
“De focus ligt niet op heling, maar op het draaiend houden van het systeem.”
Wat hij voorstelt, is geen simpel alternatief, maar een radicaal andere benadering: luisteren, vertragen, en kijken naar het hele verhaal – lichaam, brein, relaties en geschiedenis. Niet: wat is er mis met je? Maar: wat is je overkomen?
Geen wetenschappelijk fundament
Volgens Van der Kolk zijn de meeste psychiatrische diagnoses niet gebaseerd op harde wetenschap, maar op consensusafspraken tussen experts, vaak tot stand gekomen in vergaderkamers, niet in laboratoria. Er is weinig tot geen biologische onderbouwing, en de meeste categorieën zijn oppervlakkige beschrijvingen van gedrag, niet van oorzaken.
“They’re just very primitive ways of categorizing the human mind.”
Een uitzondering vormt volgens hem PTSS (posttraumatische stressstoornis), waar wel degelijk hersenscans, neurobiologische patronen en klinisch onderzoek aan ten grondslag liggen. Niet toevallig was Van der Kolk zelf betrokken bij het opnemen van PTSS in de DSM in de jaren 80. Maar zelfs daar ziet hij beperkingen: PTSS richt zich vooral op enkelvoudig trauma (zoals ongelukken of geweld), terwijl vroegkinderlijk, relationeel trauma – dat diepe sporen nalaat in het brein en de hechting – amper wordt erkend binnen de officiële diagnostiek.
Kortom: het systeem geeft namen, maar geen inzicht. Het beschrijft symptomen, maar vraagt niet naar de oorsprong. Voor Van der Kolk is dat onaanvaardbaar. Psychische pijn verdient meer dan een label, het verdient een context, een verhaal, een mens.
Een hoopvolle boodschap
Ondanks de zwaarte van het onderwerp is Van der Kolk uitgesproken hoopvol. “Alles wat verstoord is geraakt, kan opnieuw in beweging worden gebracht.” Trauma is hardnekkig, ja – maar niet onveranderlijk. De sleutel ligt in het serieus nemen van lichamelijke en relationele processen, in het durven experimenteren met nieuwe vormen van therapie, en in het koesteren van echte verbinding.
Zijn boodschap is helder: we moeten ophouden met mensen behandelen als symptomen, en opnieuw leren luisteren naar hun verhaal – met hart, hoofd én lichaam.
Die beweging is geen rechte lijn. Ze vraagt tijd, aandacht, nabijheid – en soms nieuwe vormen van therapie die niet alleen via taal verlopen, maar via aanraking, ritme, adem en ruimte. En bovenal vraagt ze om iets dat geen geld kost, maar zeldzaam is geworden: echte aanwezigheid. Mensen die blijven. Mensen die kijken zonder oordeel. Mensen die zeggen: ik zie je, ik ga nergens heen, ik blijf bij je.
Gebaseerd op het interview met Dr. Bessel van der Kolk, The Diary of a CEO, maart 2025.
In het interview gebruikt Van der Kolk de term letterlijk wanneer hij de functie van de PAG uitlegt in relatie tot dreiging en overlevingsreacties:
“There’s one part of your brain that I call the cockroach center of your brain – the periaqueductal gray – that lights up itself underneath...”
De PAG is een van de oudste delen van het zenuwstelsel, evolutionair gezien, en komt ook voor in primitievere diersoorten zoals vissen. Het regelt de meest basale overlevingsreacties: bevriezen, verstijven, flauwvallen of ineenkrimpen bij acuut gevaar.
Echter, insecten hebben geen hersenstam en geen aquaduct van Sylvius, en ook geen PAG. Ik vermoed dat we de uitspraak van Van der Kolk moeten zien als een metafoor: net zoals een kakkerlak bliksemsnel onder de koelkast verdwijnt zodra er licht aan gaat, schakelt het menselijke equivalent razendsnel en instinctief over naar pure overlevingsstand – zonder enige tussenkomst van denken, voelen of reflecteren. Het PAG bij mensen is dus het dierlijke brein in zijn puurste vorm, gericht op overleven, niet op betekenis geven. Bij mensen met trauma blijft deze oeroude verdedigingsmodus vaak chronisch geactiveerd, wat leidt tot onverklaarbare angst, lichamelijke verkramping of emotionele afvlakking.
Ik wil hier zelf een kanttekening bij plaatsen, dat sóms het zenuwstelsel van iemand zo gevoelig of makkelijk ontregelbaar is – iets waar ik op terugnaarhetmidden.nl met Saskia Ebus veel aandacht aan geef – dat de waarde van de online lessen die we daar wekelijks verzorgen erg gevoeld wordt door de deelnemers. Zij ervaren daar ook helende en regulerende kwaliteiten bij.
Meestal wordt onderstaande bedoeld met de drie pijlers van traumaverwerking volgens Bessel van der Kolk, maar in het interview gebruikt van der Kolk andere pijlers.
Top-down benadering: begrijpen en betekenis geven
Dit is de klassieke psychologische weg: via taal, inzicht en reflectie probeer je grip te krijgen op wat je hebt meegemaakt. Denk aan gesprekstherapie, cognitieve therapie, het reconstrueren van je levensverhaal, het vinden van woorden voor het onnoembare.
Maar, waarschuwt Van der Kolk: bij diepe trauma’s schiet deze benadering vaak tekort. “Trauma is een woordloos verhaal”, zegt hij. “Als je in je trauma zit, verdwijnt de taal uit je brein.”
Toch blijft betekenisgeving een belangrijk element in herstel – maar pas wanneer het lichaam zich weer veilig voelt.Bottom-up benadering: het lichaam opnieuw leren reguleren
Omdat trauma primair in het lichaam leeft, is het lichaam ook de toegangspoort tot herstel. Yoga, qigong, ademwerk, beweging, aanraking, theater, dans, EMDR, neurofeedback – het zijn allemaal vormen van belichaamde therapie die het zenuwstelsel helpen kalmeren en resetten. Deze benadering is volgens Van der Kolk cruciaal, omdat het zenuwstelsel eerst tot rust moet komen voordat het brein kan reflecteren.
“Je kunt jezelf niet uit trauma denken”, zegt hij, “maar je kunt jezelf er wél doorheen bewegen.”Sociale verbinding: veiligheid in relatie herstellen
De derde pijler is minstens zo belangrijk: co-regulatie en verbinding. Trauma ontstaat vaak in relatie – door miskenning, verwaarlozing of geweld – en heling vindt ook plaats in relatie.
Dit kan een therapeutische relatie zijn, maar ook vriendschap, aanraking, muziek maken, een sportteam of een dansgroep. Van der Kolk benadrukt keer op keer hoe belangrijk het is om te ervaren: “Als ik in de war ben, is er iemand die blijft. Als ik bang ben, kijkt iemand me aan.”
Zonder relationele veiligheid blijft het zenuwstelsel hyperalert. Met verbinding, ritme en nabijheid kan het zich opnieuw leren afstemmen.
Yes.
Wat een heldere en bruikbare samenvatting. Dank Ronald.